Skip to Content

Prostaatkanker (persoonlijk informatie dossier)

Als je te maken krijgt met kanker of je bent bang bent dat je kanker hebt, kan dat een zeer ingrijpende gebeurtenis zijn. Het is dan belangrijk om goed op de hoogte te zijn van wat de ziekte inhoudt en welke onderzoeken en behandelingen mogelijk zijn. In deze folder lees je meer over prostaatkanker en de zorg die Bernhoven hierbij biedt.

1. Inleiding

De dokter heeft je verteld dat je prostaatkanker hebt en dat hiervoor een behandeling en/of verder onderzoek nodig kan zijn. Diagnose en behandeling van oncologische aandoeningen is complex waarin mogelijk meerdere behandelaars, hulpverleners en instellingen een rol spelen. De polikliniek urologie heeft ervoor gekozen casemanagers aan te stellen. Deze casemanager is een ervaren urologieverpleegkundige. Zij geeft ondersteuning en begeleiding.

Van maandag t/m vrijdag tussen 8.30 uur en 17.00 uur is er een casemanager aanwezig. Je kunt contact opnemen met de polikliniek urologie.

Telefoonnummer 0413 – 40 19 68.

Wij zijn niet altijd direct in de gelegenheid je te woord te staan maar nemen wel altijd dezelfde dag nog contact met je op.

2. De prostaat

2.1 De prostaat

De prostaat is een klier die zich rondom de urinebuis bevindt onder de urineblaas. De prostaat heeft de grootte van een kastanje en weegt 10 à 15 gram aan het einde van de puberteit. De prostaat kan in de loop van de jaren toenemen in grootte.

Hij produceert prostaatvocht dat samen met de zaadcellen tijdens een zaadlozing via de plasbuis naar buiten komt (sperma). Het prostaatvocht zorgt ervoor dat de spermacellen in leven blijven en beweeglijk zijn.

De werking van de prostaat wordt beïnvloed door mannelijke hormonen (testosteron), die worden aangemaakt in de teelballen en een klein deel in de bijnieren. Deze mannelijke hormonen beïnvloeden de groei van de prostaat en de aanmaak van prostaatvocht.

De prostaat maakt het prostaat specifiek antigeen ofwel PSA. Dit is een eiwit dat voor het grootste gedeelte wordt uitgescheiden via de zaadlozing. Een klein deel van dit PSA komt in de bloedbaan terecht en kan worden gemeten d.m.v. bloedonderzoek.

2.2 Veranderingen aan de prostaat

Na het dertigste levensjaar wordt onder invloed van hormonale verandering, bij de meeste mannen, de prostaat langzaam groter.

Door het toenemen van de weerstand in de uitgang van de blaas door prostaatvergroting en blaashalsvernauwing, kan het legen van de blaas moeilijker worden.

Plasklachten komen regelmatig voor bij mannen op oudere leeftijd en zijn meestal het gevolg van een goedaardige vergroting van de prostaat.

De klachten zijn vaak wel een reden om verder onderzoek te doen. Je huisarts kan door middel van zijn vinger via de anus voelen (rectaal toucher) naar de prostaat en een bloedonderzoek (PSA test) laten doen. Naar aanleiding van je klachten en de uitslagen verwijst hij je door naar de uroloog.

2.3 Wat is prostaatkanker?

Een lichaam bestaat uit miljarden cellen. Dagelijks sterven cellen af en deze worden door celdeling weer vernieuwd. Zo kunnen bijvoorbeeld wonden genezen. Een enkele keer slaat deze celdeling op hol en ontstaat er een gezwel oftewel een tumor. Er zijn goedaardige en kwaadaardige tumoren. Goedaardige gezwellen groeien niet door andere weefsels heen en ze verspreiden zich niet door het lichaam. Een kwaadaardige tumor kan door omliggende weefsels heen groeien. Uitzaaiingen zijn cellen die zijn losgelaten van een kwaadaardige tumor en ergens anders in het lichaam terecht zijn gekomen en daar verder groeien als kwaadaardige tumoren. Een uitzaaiing heet een metastase.

Prostaatkanker is een kwaadaardige tumor in de prostaat die door kan groeien in de omgeving en kan uitzaaien via bloed en lymfe naar o.a. lymfeklieren en botten. Dit ontstaat meestal pas na enige tijd in een laat stadium van de ziekte.

Prostaatkanker komt veel voor, maar groeit meestal heel langzaam. In Nederland wordt er jaarlijks bij ongeveer 9.000 mannen de diagnose prostaatkanker vastgesteld. Ruim 70% van deze mannen is 65 jaar of ouder.

Bij zeer oude mannen komt het nog vaker voor, maar omdat het zo langzaam groeit hebben de meesten hier geen last van. De kans om te overlijden aan prostaatkanker is bij hen veel kleiner dan te overlijden aan een andere oorzaak.

Er is nog maar weinig bekend over de oorzaak van prostaatkanker. Mogelijk spelen mannelijke hormonen en milieufactoren een rol maar wetenschappelijk is dat nog niet bewezen.

Bij 5 tot 10% van de mannen met prostaatkanker speelt erfelijke aanleg een rol. Van erfelijke aanleg is sprake wanneer bij 2 of meer direct verwante familieleden (broer, vader, neef, oom, grootvader) prostaatkanker is vastgesteld en/of de leeftijd 55 jaar of jonger was.

Prostaatkanker wordt zeker niet veroorzaakt door:

         -zelfbevrediging (masturbatie)

         -sterilisatie (vasectomie )

         -wisselende seksuele contacten

         -seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) ook niet door aids of HIV

         -prostaatkanker is niet besmettelijk (ook niet als het sperma tijdens het vrijen in

          of op het lichaam van de partner komt)

3. Diagnostiek

Om prostaatkanker te kunnen vaststellen zijn diverse onderzoeken mogelijk. De uroloog geeft aan welke onderzoeken nodig zijn om een goede diagnose te kunnen stellen. Hieronder een korte uitleg van een aantal van deze onderzoeken.

3.1 Rectaal toucher

De uroloog voelt met één vinger via de anus of de prostaat afwijkingen vertoont.

3.2 Bloedonderzoek

Hierbij wordt het PSA gehalte in het bloed gemeten. Normaal komt dit in een kleine hoeveelheid voor in het bloed (waarde van 0 tot 4). Een verhoogd PSA zou een aanwijzing kunnen zijn voor prostaatkanker. Wanneer de waarde verhoogd is, kan verder onderzoek gewenst zijn.

3.3 Echografie van de prostaat

Door middel van geluidsgolven kunnen weefsels en organen zichtbaar worden gemaakt op een beeldscherm. Hiermee kan de grootte van de prostaat bepaald worden. Zo kan soms ook een tumor van de prostaat in beeld worden gebracht.

3.4 Bioptie (punctie) van de prostaat

Tijdens een echografie van de prostaat via de anus, kunnen kleine stukjes weefsel op diverse plaatsen uit de prostaat worden weggehaald met behulp van een punctienaald. Dit weefsel wordt opgestuurd en door een patholoog onderzocht op aanwezigheid van kwaadaardige cellen. Het duurt maximaal 10 dagen voordat de uitslag hiervan bekend is. Wanneer uit de onderzoeken blijkt dat er sprake is van prostaatkanker is het mogelijk dat de uroloog nog meer aanvullende onderzoeken wil laten doen. Dit om na te gaan hoe ver de tumor zich heeft uitgebreid en of er sprake is van uitzaaiingen.

De aanvullende onderzoeken kunnen zijn:

3.5 MRI scan

Hierbij wordt gebruik gemaakt van sterke magneet- en radiogolven. Deze golven wekken signalen op welke worden opgevangen door een antenne. Deze signalen worden vervolgens door een computer omgezet in beelden. De beelden laten doorsneden van het lichaamsdeel zien wat onderzocht wordt waardoor de tumor en/of eventuele uitzaaiingen in beeld kunnen worden gebracht. Het is een pijnloos en ongevaarlijk onderzoek.

3.6  Skeletscan (botscan)/ PSMA scan

Met behulp van een radioactieve stof die wordt toegediend via een bloedvat kunnen uitzaaiingen in de botten zichtbaar worden gemaakt.

PSMA PET scan

Het stofje PSMA ( Prostaat Specifiek Membraam Antigeen) bindt zich aan tumorcellen in het lichaam. Door het stofje te koppelen aan een radioactive stof en het via een bloedvat toe te dienen kunnen uitzaaiingen zichtbaar worden gemaakt op een PET-scan.

3.7  CT-scan thorax / abdomen

CT staat voor Computer Tomografie. Bij een CT onderzoek wordt er met behulp van rontgenstralen en contrastvloeistof doorsnede-foto’s gemaakt. Deze foto’s geven informatie over de vorm, structuur en ligging van de inwendige organen of weefsels in het te onderzoeken lichaamsgebied waardoor eventuele uitzaaiingen in beeld kunnen worden gebracht)

Voor informatie over deze onderzoeken is uitgebreid folder materiaal aanwezig op de polikliniek. Je kan met je vragen ook altijd terecht bij de arts of verpleegkundige.

4. Behandelplan

Wanneer prostaatkanker is vastgesteld wordt een behandelplan opgesteld. De verwachte prognose speelt hierbij een belangrijke rol. Om tot een goede behandeling te komen zijn verschillende gegevens van belang:

  • het PSA gehalte
  • de agressiviteit van de prostaatkanker (Gleasonscore)
  • de uitgebreidheid van de tumor (tumorstadium)
  • de plaats en grootte van de uitzaaiingen (stadium van de ziekte)
  • je algemene lichamelijke conditie en andere op dat moment aanwezige aandoeningen (zoals hart- en vaatlijden, suikerziekte etc.)
  • de leeftijd
  • eigen voorkeur voor bepaalde behandeling

Een behandeling kan zijn:

Curatief: De behandeling heeft genezing van de prostaatkanker als doel.

Palliatief: De prostaatkanker is niet meer te genezen maar men probeert de klachten te verminderen en de ziekte af te remmen.

Adjuvant: Als aanvulling op een, in opzet curatieve behandeling om de kans op genezing te vergroten.

Voorop staat natuurlijk dat de behandeling de best mogelijke kansen op herstel moet geven. Ongeveer 70% van de mannen bij wie prostaatkanker wordt vastgesteld komen in aanmerking voor een curatieve behandeling. Dan moet de tumor echter wel beperkt zijn gebleven tot de prostaat en er geen uitzaaiingen zijn.

Met de beschikbare gegevens, verkregen uit de onderzoeken, maakt je arts een inschatting in welk stadium de ziekte is en zal met je bespreken welke behandelmogelijkheden er voor je zijn. Alle voor- en tegen argumenten van een behandeling worden samen met je op een rij gezet.

Hierop kan een gesprek met de casemanager volgen, waarin alles wat de arts met je besproken heeft, nog eens rustig zal worden doorgenomen. Je eventuele partner/ familie mag bij dit gesprek aanwezig zijn.

5. Behandelingen

5.1 Waakzaam wachten (watchfull waiting/active surveillance)

Er wordt geen actieve therapie gestart. Het is een reële optie, voor een klein deel van de mannen met prostaatkanker met een laag risico. Soms is het de verwachting dat mannen eerder met de ziekte overlijden dan aan de ziekte. Door deze manier van controleren word je niet geconfronteerd met de gevolgen van de behandeling en behoud je kwaliteit van leven. Je blijft wel regelmatig onder controle om het verloop van de ziekte nauwkeurig te volgen door PSA controle en een rectaal toucher om de 3 tot 6 maanden. Na ongeveer 1 en 3 jaar na de diagnose kunnen er opnieuw biopten uit de prostaat worden genomen, soms na een aanvullende MRI scan. Op deze manier kan de ontwikkeling van de tumor in de gaten worden gehouden. Indien nodig kan er op een later tijdstip alsnog een operatie volgen of bestraling, als er sprake is van toename van de prostaatkanker.

5.2 Chirurgische ingreep (radicale prostatectomie)

Tijdens deze operatieve ingreep wordt de prostaat in zijn geheel weggenomen en in sommige gevallen de lymfklieren. Vervolgens wordt er een nieuwe verbinding gemaakt tussen blaas en de plasbuis. Het weggenomen weefsel wordt opgestuurd voor onderzoek. Het duurt ongeveer een week voordat de uitslag hiervan bekend is. Deze ingreep kan doormiddel van een snee in de onderbuik (open radicale prostatectomie), door middel van een kijkoperatie (laparoscopische radicale prostatectomie) of door middel van een kijkoperatie met behulp van een robot. Het gaat hier om een, in opzet, curatieve behandeling.

5.3 (laparoscopische) Pelviene Lymfeklierdissectie

Soms wordt er, voordat een bepaalde behandeling gestart kan worden, eerst via een operatie gekeken of er uitzaaiingen zijn in de lymfklieren van de onderbuik. Dit kan via een (kleine) snee in de onderbuik of door middel van een kijkoperatie. In beide gevallen wordt het weggenomen weefsel door de patholoog onderzocht op aanwezigheid van uitzaaiingen.

5.4 Radiotherapie (bestraling)

Bestraling is een behandeling met als doel de kankercellen te vernietigen en het omliggende weefsel zoveel mogelijk te sparen. Kankercellen kunnen straling slecht verdragen en herstellen er slecht van. Voordat je start met de therapie zijn voorbereidingen nodig. De radiotherapeut (arts die gespecialiseerd is in het behandelen van kanker door middel van bestraling) heeft een uitvoerig gesprek met je. Hij/zij zal je vertellen hoe de behandeling zal gaan, hoeveel bestralingen nodig zijn en wat de te verwachte bijwerkingen zullen zijn. Bestralen kan zowel uitwendig als inwendig (brachytherapie) plaatsvinden.

Bij uitwendige bestraling wordt de prostaat van buitenaf bestraald. Over het algemeen duurt een behandeling 3-7 weken, afhankelijk van hoeveel bestralingen je gaat krijgen (5-35 keer). Per keer krijgt je gedurende enkele minuten een dosis straling. Dit is meestal een curatieve behandeling. Soms wordt uitwendige bestraling in combinatie met een andere behandeling gedaan.

Bij inwendige bestraling, brachytherapie, worden kleine radioactieve bronnen (zaadjes) in de prostaat gebracht. Of deze behandeling mogelijk is hangt af van de grootte en ligging van de prostaat, kankertype en PSA. Voor brachytherapie word je meestal een paar uur opgenomen in het ziekenhuis. Soms moet je een nachtje blijven. Brachytherapie is ook een curatieve behandeling.

5.5 Hormoontherapie

Prostaatkanker groeit onder invloed van het mannelijke hormoon testosteron. Dit geldt voor alle prostaatkankercellen, ook in de uitzaaiingen. Testosteron wordt gemaakt in de teelballen en bijnieren.

De hypofyse (een klier in de hersenen) produceert een hormoon wat de teelballen aanzet tot productie van testosteron.

Door het uitschakelen van de invloed van het hormoon testosteron wordt de groei van de prostaatkankercellen afgeremd. Dit kan operatief of door middel van medicijnen.

Operatief: Het verwijderen van de teelballen waar het testosteron wordt geproduceerd (orchidectomie of chirurgische castratie).

Medicatie: Sommige medicijnen blokkeren de werking van testosteron anderen leggen de hormoonproductie van de hypofyse stil. Soms wordt er een combinatie van medicijnen gegeven. Wanneer de inname van de medicatie wordt gestaakt komt de testosteron productie meestal weer op gang. Na een operatie waarbij de teelballen verwijderd zijn is dit niet meer mogelijk.

Soms wordt hormoontherapie gebruikt om de werkzaamheid van radiotherapie te verhogen (aanvullende behandeling).

Hormoontherapie wordt ook wel gestart als je niet tumorvrij blijkt te zijn na de operatie of radiotherapie. Er wordt dan geprobeerd de groei van de prostaatkankercellen te remmen en daarmee de klachten te verminderen (palliatieve behandeling).

5.6 Chemotherapie

Chemotherapie is een behandeling van kanker met celremmende middelen (cytostatica). Cytostatica verspreid zich via het bloed door het lichaam en kan de kankercellen op vrijwel iedere plaats bereiken. De medicatie kan per infuus, tablet of injectie worden gegeven. Als de behandeling aanslaat kan de ziekte worden afgeremd en daarmee een langere levensduur en betere kwaliteit van leven geven. Chemotherapie is uitsluitend een palliatieve behandeling.

5.7 Nieuwe ontwikkelingen

Er zijn nog enkele behandelingen waarover nog weinig gegevens bekend zijn over de uitkomsten op lange termijn.

HIFU: Met gebruik van ultrasone geluidsgolven wordt prostaatweefsel in trilling gebracht, door de warmte die hierbij ontstaat worden de prostaatkankercellen gedood.

Cryotherapie: Met behulp van naalden in de prostaat wordt door bevriezing van het prostaatweefsel de prostaatkankercellen gedood.

5.8 Afzien van behandelen

Wanneer je twijfelt aan de zin van behandelen, bespreek dit dan met je arts. Je hebt altijd het recht om af te zien van (verder) behandelen. Wat de beslissing ook zal zijn, je arts zal altijd de noodzakelijke medische zorg en begeleiding blijven geven om de hinderlijke gevolgen van je ziekte zoveel mogelijk te behandelen. Het doel van de behandeling speelt hierbij een belangrijke rol en natuurlijk ook of de behandeling curatief, palliatief of adjuvant bedoeld is. Bij een curatieve behandeling accepteer je waarschijnlijk meer bijwerkingen of gevolgen. Wanneer een palliatieve behandeling geadviseerd wordt, speelt kwaliteit van je leven een belangrijke rol in het nemen van een beslissing. Bij een adjuvante behandeling is het belangrijk af te wegen of de belasting van de behandeling in verhouding staat tot het verwachte beloop zonder deze behandeling.

6. Seksualiteit

Kanker en de behandeling daarvan hebben invloed op je seksuele leven.

Vroeg of laat krijgt een aantal mannen in het verloop van hun ziekte daarmee te maken. Dit kan verschillende oorzaken hebben.

Je kunt bijvoorbeeld erectiestoornissen krijgen als gevolg van beschadigingen aan zenuwen en/of bloedvaten door de operatie of bestraling. Als gevolg van hormonale therapie kan de zin in vrijen verdwijnen, soms is het emotioneel en lichamelijk moeilijk om zin op te brengen om te vrijen.

6.1 Erectiestoornissen als gevolg van beschadiging

  1. Afhankelijk van de ernst van de beschadigingen kunnen deze problemen verholpen worden door bijvoorbeeld tabletten. De zenuwbanen en bloedvaten moeten nog wel (gedeeltelijk) in tact zijn. Ze zorgen ervoor dat het krijgen van een erectie makkelijker gaat maar werken alleen wanneer er een geringe erectie nog aanwezig is.
  2. vacuum pomp +/- ring
  3. Bij complete beschadiging van de zenuwbanen zou een injectie in een zwellichaam van de penis kunnen helpen. Het gebruik van dit middel is alleen zinvol wanneer de bloedvoorziening van/naar de penis intact is. Het wordt voor de gemeenschap in de penis geïnjecteerd en de erectie kan hierdoor ruim een uur, soms langer, aanhouden.

Een nadeel van deze middelen kan zijn dat het enige tijd van te voren moet worden gebruikt en je seksuele activiteiten dus moet plannen.

Daarnaast is het belangrijk om te weten dat je deze medicijnen zelf moet betalen.

6.2 Erectiestoornissen als gevolg van hormoontherapie of chirurgische castratie

Testosteron zorgt voor het seksuele verlangen (libido). Door de hormoontherapie is er een laag testosteron gehalte en na een chirurgische castratie geen testosteron meer aanwezig in het bloed. Dit zorgt voor libido verlies. Het verminderen of ontbreken van libido heeft gevolgen voor het krijgen van een erectie. Libidoverlies betekent dat je geen zin meer hebt in seks, je voelt er niets bij. Dit zou voor jezelf en je partner als een verlies kunnen worden ervaren.

6.3 Erectiestoornissen als gevolg van emotionele en of lichamelijke belasting

De erectieproblemen kunnen ook het gevolg zijn van onzekerheid over het eigen lichaam of relatieproblemen. Het is belangrijk om eerlijk met uw partner te praten over de veranderde situatie. Het zou ook kunnen zijn dat je door de ziekte erg vermoeid bent of pijn ervaart en het niet op kan brengen om te vrijen.

Het kan soms helpen om het vrijen te plannen op momenten dat het beter uitkomt (de ochtend is soms minder vermoeiend dan de avond) of maatregelen te treffen om bijvoorbeeld klachten te verminderen (pijnmedicatie). Ook kun je samen met je partner zoeken naar andere vormen van intimiteit.

Naast medicatie zijn er nog andere hulpmiddelen die zouden kunnen helpen met het hebben van gemeenschap.

Veel mannen trekken het zich aan een erectie probleem te hebben en schamen zich hiervoor. Het kan gevoelens van machteloosheid geven en dit zou weer kunnen leiden tot somberheid of depressie. Je relatie zou onder druk kunnen komen staan. Soms is het raadzaam hulp in te schakelen van een psycholoog of seksuoloog.

Bespreek je problemen met je arts of casemanager, zij kunnen je verder helpen door informatie te geven of eventueel door te verwijzen naar een andere hulpverlener.

7. Incontinentie

Behandeling van prostaatkanker door operatie of bestraling kan gepaard gaan met plasklachten. Een van die klachten kan ongewild urineverlies (incontinentie) zijn. Bijvoorbeeld urineverlies bij drukverhogende momenten(o.a. bij hoesten, persen) met name na de operatie danwel aandrangincontinentie (plotselinge drang om te plassen en niet uit kunnen stellen) na bestraling. Het is een veel voorkomende klacht. Vaak zijn deze klachten niet blijvend of zullen in de loop van de tijd verminderen. Het kan echter wel je dagelijks functioneren beïnvloeden.

Om deze last tot een minimum te beperken, krijgt je al in een vroeg stadium informatie en materiaal om je hierin te ondersteunen.

Ook bestaan er een aantal effectieve behandelingen voor incontinentie. Je kunt denken aan bekkenbodemfysiotherapie, medicijnen of een operatie. Welke behandeling voor je geschikt is, kan je bespreken met de behandelend arts. In geval van een operatie wordt je vooraf en na de operatie begeleid door een fysiotherapeut.

Verder bestaat er de mogelijkheid om met een van onze continentieverpleegkundigen in gesprek te gaan om tot een zo goed mogelijke oplossing te komen. Indien gewenst kunnen wij hiervoor een afspraak maken.

Onze continentieverpleegkundigen zijn:

Marga Mulders en Ingrid van de Ven.

8. Meer informatie

KWF

Het KWF zet zich in op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, voorlichting, patiëntenondersteuning en fondswerving. Zij werken intensief samen met patiëntenorganisaties.

Kwfkankerbestrijding.nl

0800 - 022 66 22 (gratis)

Prostaatkankerstichting

De Prostaatkankerstichting is de patiëntenorganisatie die lotgenotencontact biedt, voorlichting geeft en de belangen behartigt van prostaatkankerpatiënten en hun naasten.

Prostaatkankerstichting.nl

* lotgenoot@prostaatkankerstichting.nl

0800 - 999 22 22

Maandag     10.00 - 12.30 uur

Dinsdag      19.00 - 21.00 uur

Woensdag   10.00 - 12.30 uur

Donderdag 19.00 - 21.00 uur

Vrijdag        10.00 - 12.30 uur

NFK

Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties

Nfk.nl

*info@nfk.nl

030 - 291 60 90

Overige websites

 

Literatuur

Het prostaatkanker logboek

Auteur: Wim Koh

ISBN: 9789072219855

 

Het Prostaat Pensioen Plan

Auteur: Dr. C.H. Bangma

ISBN: 9789035229501

 

Als je man verandert.

Wat gebeurt er met een relatie als de man prostaatkanker krijgt.

Auteur: Marion Bloem (psycholoog) en Paul Kil (uroloog)

ISBN: 9789035135307

 

NIEUWS: Magazine over prostaatkanker

 

9. De Lastmeter

De ziekte kanker en de behandeling ervan kan je leven ingrijpend verstoren. Er kunnen niet alleen lichamelijke klachten maar ook psychische, sociale en praktische klachten optreden. Je kunt gevoelens van angst, onzekerheid, somberheid of boosheid ervaren. Op praktisch gebied kun je tegen problemen met vervoer, huishouden of financiën aanlopen.

Op het sociale vlak kun je merken dat er veranderingen ontstaan in persoonlijke relaties, je werksituatie of je sociale activiteiten.

Wellicht ben je goed in staat om eventuele problemen zelf op te lossen of met hulp van je partner, familie, vrienden, je arts en verpleegkundige.

Het zou kunnen zijn dat je tijdens of na de behandeling behoefte hebt aan ondersteuning. Om ervoor te zorgen dat je die ondersteuning op het juiste moment en van de juiste zorgverlener ontvangt maken wij gebruik van de Lastmeter.

Met de Lastmeter kun je aangeven hoe het met je gaat, hoeveel last je hebt van problemen, klachten en zorgen. Op de Lastmeter staat een “thermometer” en een vragenlijst.

De Lastmeter heeft een schaalverdeling van 0 tot 10, waarbij "0" geen last betekent en "10" extreem veel last. Door een streepje op de meter te plaatsen kun je aangeven hoeveel last je ervaart.

Bij de vragenlijst hoef je enkel een kruisje te plaatsen bij ja of nee.

De Lastmeter is een hulpmiddel om aan te geven of je klachten hebt en welke klachten. De verpleegkundige zal samen met je de lijst bespreken en indien nodig  doorverwijzen naar een gespecialiseerde hulpverlener.

Dit zou bijvoorbeeld een diëtiste, fysiotherapeut, maatschappelijkwerker, geestelijkverzorger of psycholoog kunnen zijn.

Contact met een lotgenoot of deelname aan een revalidatieprogramma zou ook kunnen helpen.

Wij zullen je enkele keren per jaar vragen de Lastmeter in te vullen en je bepaalt zelf of je dat wel of niet doet.

De Lastmeter bied je de gelegenheid om aan de zorgverlener(s) aan te geven hoe het met je gaat. Het is een middel om je te helpen in gesprek te gaan met je zorgverlener over hoe je je ziekte ervaart en de eventuele gevolgen daarvan. Bovendien kun je aangeven of je behoefte hebt aan ondersteuning, denk aan bijvoorbeeld psycholoog of lotgenotencontact. Je kunt altijd om ondersteuning vragen, ook als de uitslag van de Lastmeter daar geen aanleiding toe geeft.

 

 

Aantekeningen / Vragen

Bladzijde voor aantekeningen en vragen.

Deze vragen en/of aantekeningen kun je in een volgend gesprek met de hulpverlener aan bod laten komen.

Datum

Aantekeningen