Skip to Content

Algemene informatie rondom anesthesie

Binnenkort wordt je geopereerd of krijg je een bepaald onderzoek. Bij deze operatie of ingreep is anesthesie (verdoving of narcose) nodig. Anesthesie is de verzamelnaam voor alle soorten verdoving voor een operatie. In deze folder lees je daar meer over. Ook informeert de folder je over de gang van zaken op het spreekuur Preoperatief Poliklinisch Onderzoek (PPO). Dit spreekuur bereidt je voor op de operatie.

Inhoud

1. Inleiding
2. Informatie gang van zaken spreekuur PPO
3. Voorbereiding op de operatie
3.1 Vormen van anesthesie
4. Hoe verloopt de anesthesie?
4.1 Complicaties en bijwerkingen
5. Vragen

 

2. Informatie gang van zaken spreekuur PPO

Voordat een operatie onder anesthesie kan plaatsvinden zijn enkele voorbereidingen nodig. Deze voorbereidingen vinden plaats tijdens het spreekuur Preoperatief Poliklinisch Onderzoek, afgekort spreekuur PPO. Als je een persoonlijke afspraak op de poli hebt dan spreek je achter elkaar een doktersassistente, een verpleegkundige en een anesthesioloog. Heb je een telefonische afspraak dan belt de anesthesioloog je rond het aangegeven tijdstip, het kan zijn dat je op een later tijdstip nog gebeld wordt door de verpleegkundige voor verdere uitleg over de gang van zaken mocht dat nodig zijn.

Voorbereidingen thuis

  • anesthesievragenlijst invullen en terugsturen naar de PPO
  • als je niet goed of geen Nederlands spreekt, graag een tolk (familie, buren, vrienden) meenemen. Wanneer dit niet mogelijk is regelen wij via de tolkentelefoon een tolk. Graag van tevoren doorgeven zodat we de tolkentelefoon kunnen reserveren.

Spreekuur PPO

De verdoving voor je operatie wordt toegediend door de anesthesioloog (specialist die voor de verdoving zorgt). Voordat een operatie onder anesthesie (verdoving of narcose) kan plaatsvinden zijn enkele voorbereidingen noodzakelijk. Deze voorbereidingen vinden plaats tijdens het spreekuur PPO.
Als er na de PPO afspraak nog iets verandert in je gezondheidstoestand (opname ziekenhuis, medicijnen), meldt dit dan telefonisch via: 0413 – 40 13 60.

Neem een overzicht van medicijnen die je op dit moment gebruikt mee voor je eigen veiligheid. 

Als de arts medicatie wil voorschrijven, dan leest de arts in het overzicht welke medicijnen je al gebruikt. Zo voorkomen we dat je medicijnen voorgeschreven krijgt die niet goed met elkaar samengaan.

Het overzicht van medicijnen die je op dit moment gebruikt wordt bij de apotheek een actueel medicatieoverzicht genoemd. Hier wordt ook de afkorting AMO voor gebruikt. Lees op deze pagina de veelgestelde vragen over het AMO.

Hoe verloopt het preoperatief spreekuur?

Het preoperatief spreekuur op de polikliniek duurt ongeveer één uur. De telefonische afspraak tussen de 5 en 15 minuten.

Doktersassistente

De doktersassistente meet je bloeddruk en hartslag, en je lengte en gewicht als je dat niet al thuis hebt gedaan.

Verpleegkundige

Tijdens het gesprek vertelt de verpleegkundige je meer over de gang van zaken rondom de opname. Ook als je nog vragen hebt over de operatie, de voorbereiding en de nazorg kun je dit bespreken met de verpleegkundige. De verpleegkundige bespreekt in ieder geval met je:

  • Waar je moet zijn en wat je mee moet nemen;
  • Welke voorbereidingen je thuis moet treffen, bijvoorbeeld of je nuchter moet zijn
  • Gang van zaken tijdens de opname;
  • Waar je na de operatie rekening mee moet houden;
  • Wie en wanneer je kunt bellen als je de komende weken nog vragen hebt over de opname;
  • Persoonlijke uitleg die je voor de opname moet opvolgen, krijg je na het gesprek op papier mee naar huis (het blauwe boekje). Bij de telefonische afspraak wordt dit boekje naar je huisadres opgestuurd.

Anesthesioloog

De anesthesioloog is de arts die zich heeft gespecialiseerd in de verschillende vormen van anesthesie (=verdoving), pijnbestrijding en de intensieve zorg rondom de operatie. De verdoving die de anesthesioloog toedient is afgestemd op je gezondheid, conditie en de operatie die je ondergaat. De anesthesioloog schat in welke risico’s in jou geval aan de operatie en de anesthesie verbonden zijn en hoe deze kunnen worden beperkt.

Bij medische ingrepen zijn vaak verschillende vormen van verdoving mogelijk. Hoewel je mee kunt beslissen en in veel gevallen zelfs een keuze hebt is het voor je en degene die opereert niet altijd mogelijk van tevoren in te schatten wat de gevolgen van een operatie of anesthesietechniek zijn. De uiteindelijke vorm van verdoving wordt daarom (in samenspraak met jou) door de anesthesioloog bepaald.

Tijdens het gesprek hoor je welke voorbereidingen je moet doen, bijvoorbeeld: medicijngebruik en eventueel recept met pijnstillers ophalen, zodat je deze alvast in huis heeft. De anesthesioloog bespreekt met je welke vorm van verdoving je krijgt, luistert in de meeste gevallen met een stethoscoop naar je hart en longen en laat zo nodig aanvullend onderzoek doen zoals bloedonderzoek, een hartfilmpje (ECG) of een afspraak bij een andere specialist.

De anesthesioloog die je op de PPO te spreken krijgt, is niet perse dezelfde persoon die ook de verdoving bij je operatie verzorgt.

3. Voorbereiding op de operatie

Eigen medicijnen

Op het spreekuur PPO hoor je met welke medicijnen je een aantal dagen voor de operatie moet stoppen (zoals bloedverdunners), welke medicijnen je de dag van de operatie niet moet innemen (zoals plastabletten) en welke medicijnen je gewoon in mag nemen met een slokje water op de ochtend van de operatie.

Roken

Roken is niet goed voor je lijf en gezondheid. Bekend is dat rokers meer problemen hebben na operaties en anesthesie. Ook geneest bij hen de wond slechter. Wanneer je minimaal 2 weken vóór de operatie niet rookt, is je longslijmvlies minder geprikkeld en heb je minder kans op problemen.

Nuchter

Tijdens de operatie moet je nuchter zijn.

'Nuchter' zijn, betekent dat je maag leeg is. Zo wordt voorkomen dat de inhoud van je maag tijdens de operatie in de luchtpijp en longen terecht komt. Dit kan tot ernstige problemen leiden. Je moet voor een operatie altijd nuchter zijn, ook als je een regionale verdoving (bijvoorbeeld ruggenprik) krijgt.

Op de PPO hoor je tot wanneer je mag eten en drinken. Dit is ook terug te lezen in het blauwe boekje wat je meekrijgt of opgestuurd krijgt.

3.1 Vormen van anesthesie

Er worden in Bernhoven verschillende verdovingstechnieken toegepast. Belangrijk is het onderscheid tussen plaatselijke verdoving en de algehele anesthesie (narcose).

Lokale anesthesie (plaatselijke verdoving)

Bij een plaatselijke verdoving wordt slechts een deel van je lichaam tijdelijk verdoofd. Dit kan het onderlichaam, een oog, of een arm of been zijn. In principe ben je volledig bij bewustzijn. Als je het prettig vindt, is het mogelijk dat je tijdens de ingreep een koptelefoon met muziek krijgt of een roesje (licht slaapmiddel) krijgt toegediend via het infuus. Je maakt de operatie dan niet bewust mee.

Een veelgebruikte techniek bij een operatie onder de navel is de ruggenprik. Hierbij worden de zenuwen geblokkeerd waardoor het onderlichaam gevoelloos wordt en je je benen tijdelijk niet meer kunt bewegen. Bij een ruggenprik spuit de anesthesioloog door een dunne naald een verdovende vloeistof in je wervelkanaal. Deze prik doet niet meer pijn dan een gewone injectie. De verdoving werkt na een aantal minuten en duurt enkele uren. Je merkt dat je onderlichaam warm, slap en gevoelloos wordt. Het kan zijn dat door de ruggenprik je bloeddruk daalt, dit is niet erg en vaak snel op te lossen met medicatie via je infuus. Je merkt dit doordat je het gevoel krijgt dat je flauwvalt, geef het aan als je jezelf niet lekker begint te voelen, dan kunnen we er snel iets aan doen. Je merkt het vaak eerder dan dat wij het zien op de monitor. Als de operatie in dagbehandeling plaatsvindt, zal eerst de ruggenprik helemaal uitgewerkt moeten zijn voordat je naar huis mag.

Bij een operatie aan je arm, pols of hand kun je ook een plaatselijke verdoving krijgen. De anesthesioloog gaat dan met een naald op zoek naar de juiste zenuw, meestal met behulp van een echoapparaat en/of door middel van kleine stroompjes via de naald waardoor je hand/arm/schouder/voet vanzelf gaat bewegen. De prik door de huid is vervelend, het opzoeken van de zenuw doet meestal geen pijn. Als de juiste plek is gevonden wordt de verdovingsvloeistof ingespoten, je voelt dat als druk op de plek van prikken. Daarna duurt het ongeveer 15 tot 45 minuten voor de hand, pols, etc. goed verdoofd is. In een aantal gevallen geven we niet alleen de verdoving, maar krijg je ook een katheter (slangetje), zodat we daardoor verdovingsmiddel kunnen blijven geven (meestal tot de dag na de operatie). Soms geven we naast deze verdoving toch ook een algehele anesthesie (narcose), omdat de houding tijdens de operatie voor je vervelend kan zijn. Dit bespreken we dan ook tijdens de PPO.

Algehele anesthesie (narcose)

Bij een algehele anesthesie wordt het bewustzijn en de pijngewaarwording in het hele lichaam uitgeschakeld. Je merkt absoluut niets van de operatie/ingreep. De anesthesioloog stelt voor je een 'narcose op maat' samen. Hierbij maakt de anesthesioloog gebruik van de vele middelen die mogelijk zijn, rekening houdend met je conditie, de grootte en de duur van de operatie. Normaal gesproken wordt je met medicatie via een plastic buisje in je arm (infuus) in slaap gebracht. Het inspuiten van het slaapmiddel kan een kortstondig, warm gevoel in je arm geven. Daarnaast krijg je een masker met zuurstof vóór je gezicht en zal je gevraagd worden om een paar keer een diepe zucht te nemen. Tijdens de operatie krijg je ook zuurstof toegediend. Dit gebeurt via een buisje dat via de mond achterin de keelholte of langs de stembanden wordt geplaatst. Als een operatie in dagbehandeling onder narcose plaatsvindt, ben je enkele uren na de ingreep voldoende wakker om weer naar huis te gaan, maar onvoldoende wakker om zelfstandig aan het verkeer deel te nemen! Wij adviseren je om in ieder geval 24 uur niet deel te nemen aan het verkeer.

Gecombineerde techniek

Bij grotere operaties (bijvoorbeeld buik en borstkas) kunnen beide vormen van verdoving worden gecombineerd. Je krijgt dan een ruggenprik én narcose. Bij een borstamputatie bestaat de ruggenprik uit een éénmalige injectie van verdovingsvloeistof hoog op de rug, waarbij het gebied van de te opereren borst verdoofd wordt. Bij een grote buikoperatie wordt door middel van een ruggenprik een klein slangetje ingebracht, waardoor tijdens en na de operatie verdovingsvloeistof wordt toegediend. Dit slangetje laten we een paar dagen zitten, zodat de eerste dagen na de operatie de pijn verlicht wordt. Je hebt daar verder geen last van met liggen en in de meeste gevallen kun je je benen ook gewoon bewegen, ze kunnen wel zwaar aanvoelen.

Mocht deze vorm van verdoving niet van toepassing zijn op je dan hebben we ook nog een PCA (Patiënt Controlled Analgesia)-pomp met een morfine-achtig middel. Dit betekent dat je zelf de pijnstilling kunt regelen. Zodra je pijn voelt, kun je jezelf medicijnen geven tegen de pijn met slechts één druk op de knop van de PCA-pomp. Heb je daarna nog steeds pijn dan druk je nogmaals op de knop, net zolang tot de pijn uit te houden is. Je hoeft niet bang te zijn dat je teveel krijgt, want de pomp is beveiligd. De pomp wordt via een slangetje aangesloten op je infuus.

Om na te kunnen gaan wat het effect van de pijnbehandeling is, voert een verpleegkundige regelmatig een pijnmeting uit. Dit betekent dat je op een schaal van 0 tot en met 10 aangeeft hoeveel pijn je hebt, waarbij 0 staat voor geen pijn en 10 voor de meest erge pijn die er bestaat. Ook komt er dagelijks, zolang je een pijnpomp (ruggenprik of PCA) hebt, een medewerker van de Acute Pijn Service bij je langs. Hij of zij vraagt aan je hoe het met je gaat en of de pijn voldoende onder controle is. Met behulp van deze informatie kan deze medewerker (in overleg met de anesthesioloog) besluiten om de pompinstellingen te veranderen of te stoppen.
De pomp (ruggenprik of PCA) blijft afhankelijk van de operatie ongeveer 24 tot 72 uur aangesloten. Daarna kan in de meeste gevallen overgegaan worden op pijnstilling in de vorm van tabletten.

4. Hoe verloopt de anesthesie?

Voorbereiding

Tijdens het spreekuur PPO (Preoperatief Poliklinisch Onderzoek) bespreekt de anesthesioloog met je welke vormen van verdoving bij je operatie mogelijk zijn en welke vorm voor jou de beste keus is. Je krijgt uitleg wat er gaat gebeuren en een boekje met een aantal regels die je voor de operatie moet opvolgen (blauwe boekje).

Verdoving

Op de voorbereidingskamer van het operatiecomplex krijg je een plastic buisje in de onderarm of handrug. Hierop wordt een slang (infuus) aangesloten om eventueel medicijnen toe te dienen. Ook krijg je enkele elektrodes op je borst geplakt. Deze elektrodes registreren het hartritme tijdens de operatie. Met een bloeddrukband wordt tijdens de operatie de bloeddruk gecontroleerd en met een soort knijper op je vinger wordt het zuurstofgehalte in het bloed in de gaten gehouden.
De plaatselijke verdoving wordt op de voorbereidingskamer toegediend, de narcose op de operatiekamer.

Tijdens de operatie

Tijdens de operatie is de anesthesioloog of een anesthesiemedewerker de hele tijd bij je. Zij controleren je bloedsomloop en ademhaling en stellen zo nodig de verdoving bij. Vaak is het zo dat je op de operatiekamer een andere anesthesioloog treft dan de anesthesioloog die je tijdens het PPO spreekuur hebt gesproken.
Het kan nodig zijn om tijdens de operatie een slangetje in de maag of blaas te plaatsen. Dit slangetje blijft zitten tot na de operatie. Ook kan het nodig zijn dat je extra bloed krijgt toegediend tijdens of na de operatie. Als je hiertegen principiële bezwaren heeft, verzoeken wij je dit kenbaar te maken.

Wakker worden

Na de operatie ga je naar de uitslaapkamer. De anesthesioloog beoordeelt wanneer je weer terug kunt naar de eigen verpleegafdeling.
Als de verdoving is uitgewerkt kun je pijn krijgen in het operatiegebied. Het is echter niet nodig dat je na de operatie veel pijn lijdt. Behalve dat we willen dat je jezelf zo comfortabel mogelijk voelt, is het ook voor een goed herstel belangrijk de pijn goed te bestrijden. Meestal is de pijn direct na de operatie het hevigst en neemt dan geleidelijk af. Daarom wordt al voor de operatie met de pijnstilling gestart. Na de operatie kun je ook misselijk zijn. Als dit het geval is, krijg je hiertegen een medicijn.

Pijnmeting

Ondanks de pijnstillers die je krijgt, kun je toch nog pijn hebben. Om een goed beeld te krijgen van de hoeveelheid pijn, is het van belang om de pijn te meten. Dit meten van de pijn gebeurt door vast te leggen hoe erg je de pijn ervaart. De verpleegkundige komt minimaal 3 keer per dag bij je, om naar je pijnbeleving te vragen. Dit gebeurt door middel van het aangeven van een pijnscore tussen de 0 en 10, waarbij 0 staat voor geen pijn en de 10 voor de meest erge pijn die je jezelf kunt voorstellen of met een soort meetlatje. Op deze manier kan de arts of verpleegkundige een redelijk goede indruk krijgen van je pijnbeleving en eventueel medicijnen geven, die de pijn verminderen tot een aanvaardbaar niveau.

Mag je dezelfde dag naar huis dan wordt de pijnmeting via de telefoon met een automatisch systeem afgenomen. Hoe dit systeem werkt, wordt je uitgelegd op de PPO als dit voor jou van toepassing is.

4.1. Problemen en bijwerkingen

Ernstige problemen komen na een verdoving bijna niet meer voor. Bijwerkingen komen, helaas, bij vrijwel elke medische ingreep of verdoving voor.

Met name oudere patiënten krijgen soms geheugen- of concentratiestoornissen als reactie op een opname in het ziekenhuis en een grote operatie. Ook dit herstelt meestal op wat langere termijn.

Bijwerkingen na ruggenprik

  • Na het plaatsen van een ruggenprik kan de bloeddruk in meer of mindere mate dalen. Meestal heb je daar geen last van, maar soms kan het zijn dat je het gevoel hebt dat je flauw gaat vallen. Deze bloeddruk daling is niet erg en vaak makkelijk en snel op te lossen. Geef het alstublieft snel door, je voelt het namelijk eerder dan dat wij het zien op de monitor. Zo ben je eerder geholpen en sneller van het vervelende gevoel af.
  • Na een ruggenprik komt in minder dan één procent van de gevallen hoofdpijn voor. Vooral bij jonge mensen komt dit meer voor. Als je last krijgt van hoofdpijn kun je het beste pijnstillers (bijvoorbeeld paracetamol) op vaste tijden innemen, veel drinken met cafeïne (zoals koffie en cola) en plat blijven liggen. De hoofdpijn gaat in principe vanzelf over. Als de hoofdpijn heel erg is of langer dan drie dagen aanhoudt, kun je het beste tijdens kantooruren contact opnemen met de dienstdoend anesthesioloog. In een enkel geval is het nodig om een zogenaamde bloodpatch te plaatsen, zodat het gaatje wat we gemaakt hebben door de ruggenprik weer dichtgemaakt wordt.
  • De eerste uren na de verdoving kun je de onderste helft van je lichaam niet goed bewegen. Het plassen kan tijdelijk moeilijker gaan dan normaal (m.n. bij mannen). Ook kun je urine verliezen zonder dat je het merkt. Dit verdwijnt als de verdoving is uitgewerkt en de kracht weer terug is in je onderlichaam.
  • Het is mogelijk dat je na een ruggenprik een licht irriterend of soms wat pijnlijk gevoel in de benen of billen heeft. Dit is niet verontrustend en gaat vanzelf na een paar dagen over. Als je hiervan echter toch veel last heeft, neem je contact op met de dienstdoende anesthesioloog.
  • Het kan zijn dat je een paar dagen lage rugklachten heeft, dit komt over het algemeen door de houding op de operatietafel. Dit gaat vanzelf weer over.
  • Daarnaast kan het zijn dat de ruggenprik een kleine onderhuidse bloeduitstorting heeft veroorzaakt, waardoor de plek van prikken gevoelig is. Ook dit gaat vanzelf weer over.

Bijwerkingen na algehele narcose

  • Narcose veroorzaakt bij sommige patiënten misselijkheid en braken. Dit verschijnsel neemt toe naarmate de operatie groter is en de narcose langer duurt. In de meeste gevallen krijg je bij het slapen gaan al een medicijn om de kans op misselijkheid te verkleinen, mocht je bij het wakker worden toch nog misselijk zijn kun je extra medicijnen krijgen.
  • Je kunt een zwaar of kriebelig gevoel achter in je keel hebben. Dit komt van het buisje dat tijdens de operatie in je keel zat. De irritatie verdwijnt vanzelf binnen een aantal dagen.

Bijwerkingen van pijnmedicatie

  • Jeuk
  • Misselijkheid
  • Slaperigheid

Deze bijwerkingen zijn tijdelijk en tevens goed te behandelen.

Problemen

Ondanks alle zorgvuldigheid zijn problemen niet altijd te voorkomen. Het kan gebeuren dat een allergische reactie optreedt op bepaalde medicijnen. Bij het inbrengen van het beademingsbuisje kan je lip, of in uitzonderlijke gevallen je gebit worden beschadigd, zeker als je tanden al kwetsbaar zijn.

Doordat je wellicht ondanks onze voorzorgsmaatregelen in een ongelukkige houding heeft gelegen tijdens de operatie, kan een zenuw in je arm of been bekneld zijn geraakt. Daardoor kunnen tintelingen en krachtverlies ontstaan. Binnen vier tot zes weken is 92 tot 97 procent van de zenuwbeschadiging zelf hersteld. Blijvende zenuwschade komt zelden voor. Als er na zes weken nog sprake is van zenuwletsel, meldt dit dan bij je behandelend arts.

Ernstige complicatie door anesthesie hangt in de meeste gevallen samen met je gezondheidstoestand. Bespreek met de anesthesioloog tijdens het spreekuur PPO of je geval bijzondere risico's met zich meebrengt.

Overige bijzonderheden

Je anticonceptie (de pil) rondom de operatie kan minder betrouwbaar zijn, wij adviseren je om andere voorbehoedsmiddelen te gebruiken.

Afhankelijk van de ingreep die je krijgt, kan het zijn dat je de pijnstiller Oxycodon krijgt voorgeschreven voor eventuele pijn na de operatie. Je krijgt dit medicijn voor maximaal een week voorgeschreven. Langdurig gebruik van Oxycodon kan leiden tot gewenning (hogere doseringen zijn nodig om de pijn onder controle te houden) en lichamelijke afhankelijkheid (verslaving). Indien je jezelf houdt aan de voorgeschreven hoeveelheid, is de kans op gewenning en verslaving zeer klein. Indien je door omstandigheden genoodzaakt bent om Oxycodon langer dan een week te nemen, raden wij je aan hierover in gesprek te gaan met je (huis)arts.

Mochten er dingen veranderen in je gezondheidssituatie (opname, verandering medicatie etc), zou je dit dan door willen geven via telefoonnummer 0413 - 40 13 60? Bij voorbaat dank.

5. Heb je nog vragen?

Wanneer je na het lezen van al deze informatie nog vragen heeft, aarzel dan niet om deze te stellen.
Je kunt tijdens kantooruren contact met ons opnemen via telefoonnummer 0413 - 40 13 60.