Bloedtransfusie bij kinderen
Informatie voor kinderen en ouders. In deze folder vertellen we je wat een bloedtransfusie is en waarom het gegeven wordt.
Bloedtransfusie, wat is dat?
Bloedtransfusie betekent dat je bloed, plasma of bloedplaatjes krijgt toegediend. Dit zit in een grote zak en gaat via een slangetje in een bloedvat, meestal in je arm. De zak, samen met het slangetje in je arm, wordt het infuus genoemd. Een bloedtransfusie is soms nodig bij ernstige bloedarmoede, dus als je te weinig bloed hebt of als je veel bloed hebt verloren door bijvoorbeeld een groot ongeluk.
Wat is bloed eigenlijk?
Je hebt vast weleens bloed gezien. Bijvoorbeeld toen je een tand ging wisselen, een schaafwond had of gevallen was. Toen zag je dat er uit het wondje een rode vloeistof kwam, dit heet: bloed. Het bestaat uit rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes, die in water (het plasma) zwemmen.
Rode bloedcellenDit zijn mooie ronde cellen die zuurstof van je longen naar alle delen van je lichaam, bijvoorbeeld naar je hart, hersenen en spieren vervoeren. Zuurstof geeft energie. Als je te weinig rode bloedcellen hebt, noemen we dat bloedarmoede. Je ziet er dan bleek uit en je bent dan snel moe. Een moeilijke naam voor rode bloedcel is erytrocyt (spreek uit: “ee-rie-tro-siet”). |
|
Witte bloedcellenDit zijn de ridders van je lichaam. Ze beschermen je lichaam tegen bacteriën en virussen, zodat je niet ziek wordt. Als je toch een keertje ziek wordt, helpen ze je om weer snel beter te worden. |
|
BloedplaatjesZij zorgen ervoor dat je bloed stolt, zodat je een korstje op je wond krijgt en niet blijft bloeden. Dit korstje wordt dus eigenlijk gemaakt door de bloedplaatjes. Een moeilijke naam voor bloedplaatje is trombocyt (spreek uit: “trom-bo-siet”). |
Plasma
Het water waarin de rode, witte bloedcellen en bloedplaatjes kunnen zwemmen heet plasma. De kleur van plasma is geel en er zitten heel veel verschillende stoffen, zoals zouten, suikers, vetten en eiwitten in. Sommige stoffen zijn nodig om, samen met de bloedplaatjes een korstje te maken op een wond. We noemen deze stoffen de stolfactoren.
Wanneer heb je een bloedtransfusie nodig?
Er zijn verschillende redenen waarom dit nodig kan zijn. Zo kun je bij een ongeluk of door een operatie snel veel bloed verliezen en daardoor ook veel bloedcellen kwijtraken. Het kan ook zijn, dat er te weinig bloedcellen in je lichaam worden gemaakt. De fabriek van bloedcellen is het beenmerg, dat zit binnen in je botten. Als het beenmerg zelf ziek is, kan het zijn werk niet goed doen. Maar ook sommige medicijnen die je krijgt om beter te worden, hebben als nadeel, dat het beenmerg minder goed werkt. Soms maakt je beenmerg wel voldoende bloedcellen, maar worden ze door een ziekte snel weer afgebroken en opgeruimd.
Het kan ook zijn dat je steeds heel veel blauwe plekken of paarse puntjes op je huid krijgt zonder dat je bijvoorbeeld gevallen bent of jezelf gestoten hebt. Dit betekent dat je te weinig bloedplaatjes hebt. Of je hebt veel plasma verloren bijvoorbeeld door een ongeluk. Je blijft dan bloeden omdat er te weinig stolfactoren in je lichaam zijn om samen met de bloedplaatjes het bloed te laten stollen. Er komt dan geen korstje als je een wond hebt.
Om te weten hoeveel rode bloedcellen of bloedplaatjes je hebt, nemen ze bloed bij je af. Dan gaan ze in jouw bloed de rode bloedcellen of bloedplaatjes tellen. Zijn er te weinig van dan kan het zijn dat je een bloedtransfusie krijgt.
Hoe wordt een bloedtransfusie gegeven?
Een bloedtransfusie kan alleen maar gegeven worden via een infuus. Als je nog geen infuus hebt, krijg je dit van de dokter. Met een naald stopt hij of zij een heel dun buisje in een bloedvat van je arm. Dit kan even pijn doen, maar als het er eenmaal in zit is het over. Vaak gebruikt de dokter of verpleegkundige een verdovende zalf of spray zodat je de prik eigenlijk niet voelt. Wanneer het dunne buisje in je bloedvat zit, haalt de dokter of de verpleegkundige voorzichtig de naald eruit en gooit die weg. Aan het dunne buisje wordt een langere slang gedaan. Deze loopt naar de zak met het bloed, die aan een standaard naast je bed hangt. Zo loopt het bloed via de slang je arm in. Daar voel je weinig of niets van. Dit alles bij elkaar noem je een infuus. Rode bloedcellen, bloedplaatjes en plasma zitten in aparte plastic zakken met aan de onderkant een dopje. De zak wordt ook aan de standaard naast je bed opgehangen. De verpleegkundige prikt de slang van het infuus door het dopje waarna het bloed via de infuusslang in je bloed stroomt. Je kunt zelf zien hoe het door het slangetje naar je toe komt. Je voelt er verder niets van.
- Rode bloedcellen voor een transfusie zien er natuurlijk rood uit. Ze zitten dan in een soort water waarin ze langer goed blijven. Op het zakje staat 'erytrocyten'.
- Bloedplaatjes zitten in een beetje plasma. Daarom ziet het er ook wat geel uit met een wittige wolk van bloedplaatjes erin. Op het zakje staat 'trombocyten'.
- Plasma is dus een gele vloeistof. Op het zakje staat 'vers bevroren plasma' want het is in de diepvries bewaard en wordt pas ontdooid vlak voordat je het krijgt.
Waar komt dit bloed vandaan?
Het bloed dat je krijgt komt van andere mensen af. Gezonde mensen hebben genoeg bloed en kunnen daar wel wat van missen. Gelukkig zijn er heel veel gezonde mensen die een paar keer per jaar bloed geven voor zieke mensen, deze mensen die wat bloed geven voor anderen worden ook wel donoren genoemd. Wanneer mensen hun bloed afgeven voor een ander gebeurt dat op een zogenaamde bloedbank. De bloedbank is een heel groot bedrijf dat alleen maar met het bloed van donoren werkt. De bloedbank bewaart het bloed voor andere mensen. Elke keer als een donor bloed wil geven, wordt hij onderzocht om te kijken of hij of zij echt gezond is. Als de donor ziek is of net ziek is geweest, mag hij geen bloed geven, anders zou je ook ziek kunnen worden, en dat willen we niet! Bij de bloedbank kijken ze het bloed ook nog een keer extra goed na. En als het bloed wordt goedgekeurd, dan worden de zakjes met bloed naar het ziekenhuis gebracht.
Niet lekker worden van een bloedtransfusie!
Het kan heel soms voorkomen dat je niet lekker wordt van een transfusie. Je kunt dan koorts, jeuk, pukkeltjes of rillingen krijgen. Als dit gebeurt, is het meestal bij het begin van de bloedtransfusie. Daarom blijft de verpleegkundige in het begin altijd even bij je om regelmatig je temperatuur op te meten. Ook controleert zij je hartslag door je pols te voelen en meet ze je bloeddruk.
Heb je nog vragen?
We hebben nu veel verteld over de bloedtransfusie, maar natuurlijk kan er nog iets onduidelijk zijn of heb je andere vragen. Stel deze vragen aan de verpleegkundige of de dokter.
Verantwoording
Deze informatie is gedeeltelijk afkomstig uit de folder van Stichting Sanquin. Meer informatie over Sanquin op www.sanquin.nl