Skip to Content

Delier (acute verwardheid)

Wanneer iemand wordt opgenomen in het ziekenhuis vanwege ziekte, een ongeval en/of operatie kan er een delier optreden. Zo’n delier kan zich echter ook al thuis, voorafgaand aan de opname hebben ontwikkeld. Delier is de medische term voor acute verwardheid.

In deze folder informeren we je over de oorzaken, symptomen en behandeling van een delier. Het kan ook zijn dat een arts vaststelt dat er geen sprake is van een delier, maar dat er wel een verhoogd risico is op het ontwikkelen van een delier. In deze folder lees je over de maatregelen die genomen kunnen worden om een delier tijdens een ziekenhuisopname te voorkomen of de ernst en duur daarvan te verminderen.

Vanwege de leesbaarheid is gekozen voor de mannelijke persoonsvorm, maar je kunt deze uiteraard ook als de vrouwelijke persoonsvorm lezen.

Acuut optredende verwardheid (= delier)

Iemand met een delier gedraagt zich anders dan je gewend bent. Hij is verward, praat soms onsamenhangend of is gedesoriënteerd in tijd en plaats. Hij kan onrustig zijn en dingen zeggen of doen die hij normaal niet zou doen. De verwardheid is niet constant en kan het ene moment erger zijn dan het andere. Vaak nemen de verschijnselen toe in de avond en nacht. Iemand met een delier verliest de greep op de werkelijkheid en herinnert zich dingen die kortgeleden gebeurd zijn niet meer. Het is belangrijk te beseffen dat dit niet met opzet gebeurt.

De periode van acute verwardheid kan variëren van enkele uren tot dagen. Hoe lang een delier duurt, hangt af van de ernst van de lichamelijke aandoening, cognitieve problemen zoals geheugenverlies en problemen met horen en/of zien.

Restverschijnselen, zoals aandacht- en concentratieproblemen, kunnen nog enkele maanden na de acute fase aanhouden.

Wat zijn de oorzaken?

Een delier wordt veroorzaakt door één of meer lichamelijke factoren. Dit kan bijvoorbeeld een operatie zijn, een infectie (zoals van de luchtwegen of urinewegen), stoornissen in de stofwisseling of hormoonhuishouding, of het gebruik van bepaalde medicijnen. Ook een botbreuk kan een delier uitlokken. Het plotseling stoppen met alcohol, slaap- of kalmeringsmiddelen of nicotine kan ook tot een delier leiden.

Bij lichamelijke verbetering neemt de verwardheid meestal snel af.

Wat zijn de verschijnselen?

Bij iemand met een delier kunnen verschillende verschijnselen optreden.

  • Een verminderd besef van de omgeving.
  • Niet goed kunnen concentreren of de aandacht naar iets anders verplaatsen.
  • Onlogisch en onsamenhangend denken.
  • Onsamenhangend spreken, of nauwelijks of niet meer praten.
  • Wisselende geheugenstoornissen.
  • Gedesoriënteerd zijn, niet weten welke dag het is of waar men is.
  • Dingen zien die er niet zijn (hallucinaties).
  • Bekenden niet meer herkennen.
  • Onrustig of juist apathisch zijn.
  • Verstoring in het handelen, waardoor een patiënt meer moeite heeft met persoonlijke verzorging en zelfstandig eten.
  • Friemelen aan kleding of beddengoed, maar ook trekken aan infusen of katheterslangen.
  • Snelle en onvoorspelbare stemmingswisselingen, zoals achterdochtig, angstig of zelfs agressief gedrag.
  • Er is vaak sprake van een verstoord slaap -waakritme.

Hoe wordt een delier behandeld?

De behandeling van het delier bestaat uit 3 onderdelen:

  1. Bij de behandeling van een delier is het allereerst belangrijk te zoeken naar de onderliggende oorzaak en deze te behandelen.
  2. Voor de behandeling van de verschijnselen van de verwardheid en advies over ondersteunende maatregelen wordt meestal een geriatrisch verpleegkundige en een klinisch geriater ingeschakeld. Voor de verschijnselen van de verwardheid zelf kan het soms nodig zijn medicijnen toe te dienen tegen onrust, angst, waanideeën en hallucinaties. De dosering daarvan hangt af van hoe ernstig de verwardheid en onrust zijn. Zodra de verwardheid over is worden deze medicijnen weer afgebouwd.
  3. Bij ondersteunende maatregelen wordt groot belang gehecht aan de aanwezigheid van een vertrouwd persoon, voor een gevoel van veiligheid maar ook in de oriëntatie van de werkelijkheid. Er is dan ook de gelegenheid om te blijven overnachten ter geruststelling van de patiënt. Je kunt dit overleggen met de verpleegkundige van de afdeling, of je wordt hiertoe uitgenodigd. Verwarde mensen zijn soms zo onrustig dat zij zichzelf schade kunnen berokkenen door uit bed te stappen terwijl dit nog niet veilig is, door daarbij te vallen en/of daarmee infusen uit te trekken. Soms is het nodig vrijheidsbeperkende maatregelen in te zetten voor de eigen veiligheid. Als dat inderdaad nodig is, bespreekt de verpleegkundige dit uitgebreid met jou. De voortdurende aanwezigheid van een vertrouwd persoon is goed voor het gevoel van veiligheid en waardoor deze beschermende maatregelen misschien niet nodig zijn. Verwarde mensen herinneren zich achteraf vaak maar flarden uit de periode van verwardheid, maar als mensen zich realiseren dat ze zich vreemd hebben gedragen, kan bedreigend en schaamtevol zijn. Daarom is uitleg achteraf nodig om de patiënt gerust te stellen.

Tips in de omgang met iemand met een delier

Het is niet eenvoudig om iemand met een delier te verzorgen. De volgende tips kunnen je helpen. Het is belangrijk te onthouden dat de patiënt niets aan de verwardheid kan doen en geen besef heeft van zijn eigen gedrag. Een rustige en gelijkmatige benadering werkt geruststellend. Probeer prikkels van buitenaf zoveel mogelijk te doseren: niet te veel, maar ook niet te weinig prikkels.

Hier volgt een aantal tips:

  • Breng enkele vertrouwde zaken van thuis mee, zoals een eigen hoofdkussen, een klok/wekker met een goed zichtbare wijzerplaat, een kalender, een foto van jezelf, familieleden of huisdieren. Zet deze spulletjes zo neer dat de patiënt ze goed kan zien.
  • Als je op bezoek komt en je naaste reageert ongewoon, zeg dan wie je bent, waarom je komt en herhaal dit zo nodig.
  • Spreek rustig en in korte duidelijke zinnen. Controleer of de patiënt begrijpt wat je zegt.
  • Stel enkelvoudige vragen in plaats van meerkeuzevragen, zoals: “Heb je lekker geslapen?” en niet “Heb je lekker geslapen of ben je veel wakker geweest?”
  • Kom niet met te veel bezoek tegelijkertijd. Als je met meerdere personen op bezoek komt, ga dan aan één kant van het bed of de stoel zitten. De patiënt kan zich dan zoveel mogelijk op 1 punt richten.
  • Ga niet mee in de vreemde ideeën of met de hallucinaties. Realiseer je dat deze waarnemingen voor je naaste echt zijn. Probeer deze ook niet tegen te spreken, maar probeer af te leiden naar het hier en nu. Benoem het gevoel dat je bij je naaste waarneemt, toon begrip hiervoor en stel gerust.
  • Geef zo nodig steeds weer uitleg aan je naaste waar hij zich bevindt, waarom hij daar is, en welke dag het is.
  • Wek geen achterdocht door te fluisteren. Maak ook geen grapjes over het delirante gedrag. Hij is zich het eigen vreemde gedrag soms bewust, maar heeft het niet in de hand.
  • Aarzel niet om eventuele vragen over acute verwardheid voor te leggen aan het zorgteam van de afdeling.

Voorkomen van het delier

Als er bij opname een verhoogd risico is op acuut optredende verwardheid, dan wordt de patiënt hierop goed in de gaten gehouden.

Het is dan mogelijk dat er preventief gestart wordt met medicatie om erger te voorkomen. Dit is dezelfde medicatie als waarmee een delier wordt behandeld.

Delierspreekuur

Een delier kan een diepe indruk achterlaten, zowel op de patiënt als op diens naasten. Het is belangrijk te weten dat iemand die eenmaal een delier heeft gehad, een verhoogd risico heeft op herhaling. Soms blijven er na het delier restverschijnselen, zoals aandacht- en concentratieproblemen.

Daarom heeft de afdeling Klinische Geriatrie een verpleegkundig delierspreekuur. Dit spreekuur richt zich op de verwerking van het delier en probeert herhaling in de toekomst te voorkomen. Ook kan er verder onderzoek worden gedaan naar eventuele restverschijnselen. Veel patiënten die in Bernhoven een delier hebben doorgemaakt, krijgen na hun ontslag een uitnodiging voor dit spreekuur.

Heb je nog vragen?

Heb je na het lezen van deze folder nog vragen? Voor meer informatie kun je altijd terecht bij de verpleegkundige van de afdeling die je naaste verpleegt.