Herniaspreekuur

De wervelkolom bestaat uit wervels van bot die met elkaar verbonden zijn door spieren, pezen en stevige banden. Tussen elke twee wervels zit een tussenwervelschijf. Deze schijf heeft een zachte kern die omgeven is door een vezelring. De tussenwervelschijf fungeert als schokdemper en maakt het mogelijk dat de wervels kunnen bewegen. Bij elke wervel komen twee zenuwenwortels naar buiten die zorgen voor gevoel en beweging in een deel van je linker- of rechterbeen.

Wanneer er een scheur ontstaat in de vezelring van de tussenwervelschijf, wordt een deel van de zachte kern naar buiten gedrukt. Deze scheur ontstaat meestal op de zwakste plek van de tussenwervelschijf, vlak bij een zenuwwortel.

De zenuw kan hierbij bekneld raken, wat ernstige pijn kan veroorzaken doordat de uitpuilende kern tegen de zenuwwortel aandrukt. Ook kunnen de zenuwfuncties uitvallen, waardoor de spieren minder goed werken (bijvoorbeeld het onvermogen om je voet naar je scheen toe te trekken) of een 'doof' gevoel ontstaat.

De meest voorkomende klacht bij een hernia is pijn in het been, soms samen met een dof of prikkelend gevoel. Veel mensen met een hernia hebben ook rugpijn. Rugpijn is geen direct gevolg van de hernia, maar komt vaak samen met de hernia voor of gaat eraan vooraf.

Je kunt last krijgen van verlammingsverschijnselen in een of meer spieren in je been. Als je hoest, niest of perst, komt er meer druk op de zenuw en kunnen de verschijnselen verergeren. Verder kun je problemen krijgen met plassen of de stoelgang. Het kan moeilijk zijn om urine of ontlasting op te houden, of je kunt juist moeite hebben met uitplassen.

Bij het ontstaan van een HNP is er meestal al sprake van lichte ‘ouderdomsveranderingen’ of een zwakke plek in de tussenwervelschijf. Door een korte overbelasting of verdraaiing (zoals tillen, plotseling draaien of niezen) kan een hernia ontstaan.

Zwaar werk met veel bukken en tillen kan wel meer rugklachten veroorzaken, maar het ontstaan van een hernia wordt er niet direct door veroorzaakt. Een HNP komt even vaak voor bij mensen die licht werk doen als bij mensen die zwaar werk doen.

Na het MRI-onderzoek ga je naar de polikliniek Neurologie. Je meldt je daar aan de balie.

De neuroloog voert een gesprek met je en doet een lichamelijk onderzoek. Ook krijg je de uitslag van het MRI-onderzoek.

Het is voor ons belangrijk om te weten welke medicijnen je gebruikt. Daarom verzoeken we je om je Actueel Medicatie Overzicht (AMO) mee te nemen naar het ziekenhuis. Dit AMO kun je ophalen bij je eigen apotheek, zodat dit daar met je besproken kan worden. Bij ieder bezoek aan het ziekenhuis is een nieuw AMO nodig, ook als je pas kort geleden al in het ziekenhuis was. Want zelfs in korte tijd kan er iets in je medicatie veranderd zijn, vooral als je met meerdere behandelaars te maken hebt. Het AMO is belangrijk voor je veiligheid, bijvoorbeeld om dubbelmedicatie te voorkomen. In sommige gevallen mogen bepaalde medicijnen niet samen worden gebruikt. Het is daarom belangrijk dat de arts altijd een actueel overzicht heeft van de medicijnen die je gebruikt.

Het kan gebeuren dat je arts in het ziekenhuis niet naar je AMO vraagt, bijvoorbeeld omdat je medicatie niet veranderd is. Maar dat weet je van tevoren niet. Daarom is een AMO bij ieder bezoek aan het ziekenhuis belangrijk. Wanneer je uit het ziekenhuis wordt ontslagen, krijg je een nieuw AMO mee. Als dat nodig is, krijg je daar ook een recept bij. Dit noemen we een AMO-R. Met dit AMO-R ga je naar je apotheek.

Voor je apotheek is het ook belangrijk om te weten welke medicatie veranderd is, zelfs als een medicijn gestopt is.